. De flora van Nederland. Plants. 156 — CARYOPHYLLACEAE. — FAMILIE 32. van Europa voor. Bij ons is zij zeldzaam, op beschaduwden grazigen grond. Volksnaam. Ook deze iieet in vele streken duizendschoon. 0. Carthusianórum') L. K a r t h u i z e r a n j e 1 i e r (fig. 183). Uit den houtigen wortelstok komen bloeiende en niet-bloeiende stengels. Aan de laatste staan de bladen dicht opeen, aan de andere verder van elkaar. De stengels staan rechtop, zijn kaal en meest niet vertakt. De bladen zijn lijnvormig, de tegenoverstaande aan den voet weer met elkaar ver- groeid. Zij zijn spits, iets vleezlg,


. De flora van Nederland. Plants. 156 — CARYOPHYLLACEAE. — FAMILIE 32. van Europa voor. Bij ons is zij zeldzaam, op beschaduwden grazigen grond. Volksnaam. Ook deze iieet in vele streken duizendschoon. 0. Carthusianórum') L. K a r t h u i z e r a n j e 1 i e r (fig. 183). Uit den houtigen wortelstok komen bloeiende en niet-bloeiende stengels. Aan de laatste staan de bladen dicht opeen, aan de andere verder van elkaar. De stengels staan rechtop, zijn kaal en meest niet vertakt. De bladen zijn lijnvormig, de tegenoverstaande aan den voet weer met elkaar ver- groeid. Zij zijn spits, iets vleezlg, met ruwen rand. De bloemen zijn fraai rood, zelden wit, kort gesteeld, in 2-8- of meerbloemige hoopjes aan den top der stengels, omgeven door vrij korte, bruinvliezige schut- bladen, die in vorm met de kelkschubben overeen komen. De kelkschubben zijn bruin , omgekeerd eirond, stomp en loopen in een priemvormige naald uit. De kelk is langwerpig, bruin, scherp 5-tandig, korter dan de bloemkroon. De kroonbladen zijn aan de keel be- haard [en hebben een ongelijkmatig getande plaat, die even lang is als de nagel. De doosvrucht is langwerpig (fig. 183). ^. 3-4,5 dM. Juni—Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. Deze plant komt op zandige heuvels en in bosschen voor in ons is zij allesn bij Deventer, Epse (Pessink), Olst en bij. Dianthus Carthusianorum Fi2. 183. Midden- en Zuid-Europa. Bij Utrecht (Ezelsdijk) gevonden. D. deltoides') L. Steenanjelier (fig. 184). Uit den wortelstok komen bloeiende en niet-bloeiende stengels (de plant is eenigszins zodevormend). De bloeiende stengels zijn opstijgend, cylin- drisch, naar boven bijna gaffelvormig vertakt, los bebladerd, door korte afstaande haartjes iets ruw. De bladen zijn zacht, vlak, breed lijnvormig, de onderste en die der niet-bloeiende stengels zijn kort en stomp. De rand is iets naar beneden omgeslagen en met korte, stijve haartjes bekleed evenals de middennerf. De bloemen staan alleen aan den top der takken, zijn pur


Size: 1386px × 1803px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants