. De flora van Nederland. Plants. FAMILIH 32. — CARYOPHYLLACEAE. — 131 vorm a. arvensis is algemeen in het wild, de vorm [-i. sativa is in het wild zeldzaam, doch wordt veel als veevoeder gekweekt, de vorm y. maxima is zeldzaam, doch wordt ook gekweekt. Volksnamen. Deze algemeen gekweekte plant wordt wel in de meeste streken spurrie genoemd, doch heeft in Groningen ook den naam bokke- baard. In Groningen, Friesland, Drente en den Gelderschen Achterhoek heet zij miere, in de zandstreken van Friesland honnemier, in Westerwolde strikkel, in Groningen, Drente en het oosten van Gelderland watergal


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIH 32. — CARYOPHYLLACEAE. — 131 vorm a. arvensis is algemeen in het wild, de vorm [-i. sativa is in het wild zeldzaam, doch wordt veel als veevoeder gekweekt, de vorm y. maxima is zeldzaam, doch wordt ook gekweekt. Volksnamen. Deze algemeen gekweekte plant wordt wel in de meeste streken spurrie genoemd, doch heeft in Groningen ook den naam bokke- baard. In Groningen, Friesland, Drente en den Gelderschen Achterhoek heet zij miere, in de zandstreken van Friesland honnemier, in Westerwolde strikkel, in Groningen, Drente en het oosten van Gelderland watergal en watergeil, terwijl zij op Overflakkee broertjes heet. S. Morisónii") Bor. (S. vernalis-) Willd.). Heidespurrie (fig. 145). Uit den penwortel komt ook hier een dicht bij den voet vertakten stengel. De takken worden echter minder hoog dan bij S. arvensis. Zij zijn opstijgend of rechtopstaand, onbe- haard of klierachtig behaard, meest blauwgroen. Zij dragen gewoonlijk slechts 2 (schijnbare) bladkransen (bij S. arvensis gewoonlijk 4). De bladen zijn lijn-draadvormig, doch korter dan bij S. arvensis en zonder groef in de lengte. De steunbladen zijn zeer klein. De bloemen staan in armbloemige bijschermen en zijn wit. De kelkbladen zijn ovaal, stomp en wit gerand. De kroonbladen zijn ovaal en stomp (fig. 145). Meeldraden zijn er 10, zelden tot 6. De doosvrucht spergiiia Morisonü is iets langer dan de kelk. De zaden zijn afgeplat '^' ''*^' met een breeden, gestraalden vleugelrand (fig. 145) en hebben alleen aan de randen puntjes. De vleugel is bruinwit, half zoo breed als het zaad. 0O. 7-30 cM. April—Juni. De bladen zijn korter, de stengel is slanker dan bij de vorige soort. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in Midden- en Noord-Europa op dorren zand- en heidegrond voor en is bij ons vrij zeldzaam, alleen op diluvialen zandgrond. 6. Spergnl^ria ^) Prsl. Schijnspurrie. Kelkbladen 5. Kroonbladen 5, gaafrandig. Meeldraden 10, soms minder. Stijlen 3,


Size: 1387px × 1802px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants