. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 32. CARYOPHYLLACEAE. 149 De bloemen zijn klein, tijdens den bloeitijd dicht opeengelioopt, in een dicht bijscherm (fig. \72a), wit. De kelkbladen zijn lancetvormig, spits, tot aan den top ruw behaard (fig. \72h). De kroonbladen hebben een behaarden nagel. De helnidraden zijn onbehaard. De vruchtstelen zijn rechtopstaand, korter dan of even lang als de schut- en de kelk- bladen. De doosvrucht is cylindrisch, recht, bijna tweemaal zoolang als de kelk (fig. 171). O en OO. 7-45 cM. Mei—Augustus. Bij de var. kroonbladen. Biologische bijzonderheden. boven bl


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 32. CARYOPHYLLACEAE. 149 De bloemen zijn klein, tijdens den bloeitijd dicht opeengelioopt, in een dicht bijscherm (fig. \72a), wit. De kelkbladen zijn lancetvormig, spits, tot aan den top ruw behaard (fig. \72h). De kroonbladen hebben een behaarden nagel. De helnidraden zijn onbehaard. De vruchtstelen zijn rechtopstaand, korter dan of even lang als de schut- en de kelk- bladen. De doosvrucht is cylindrisch, recht, bijna tweemaal zoolang als de kelk (fig. 171). O en OO. 7-45 cM. Mei—Augustus. Bij de var. kroonbladen. Biologische bijzonderheden. boven bleek, met klierharen de vruchtrijpheid in den bodem zit apétalum ') Dum. ontbreken de. Fis. a Bloeiwijzen glomeratum, b 172. van Cerastiuni kelk. De plant is, zooals bezet en als tijdens de plant half verdord is en los is waargenomen, dat een lichte aanraking van voorbij- gaande dieren voldoende is, om haar mede te nemen en zoodoende de zaden te verspreiden. De bouw der bloem met het oog op de bestuiving is als bij Stellaria graminea, doch daar de bloemen minder in het oog vallen, is er minder insectenbezoek en ze zijn ook minder sterk proterandrisch , waardoor de kans op spontane zelfbestuiving grooter wordt. Ditzelfde geldt ook voor de 2 nog volgende soorten. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op zandgrond, op bebouwde en onbebouwde plaatsen en langs wegen voor en is bij ons vrij algemeen. De variëteit is in moes- tuinen bij Kampen, te Hees bij Nijmegen en den Nieuwen Noordpolder bij Dordrecht gevonden. C. semidecandrum -) L. Zand-hoornbloem (fig. 173). Uit den penwortel komt meest geen eigenlijk wortelroset van bladen, al staan ook de onderste wat dichter bijeen, doch er komen een of meer rechtopstaande of opstijgende stengels uit, die dicht, vaak klierachtig behaard zijn, als de bladen. De bladen zijn langwerpig of eirond, vrij spits, de onderste zijn gesteeld. De bloemen zijn klein, wit en staan in bijschermen. De schutbladen heb- ben me


Size: 1931px × 1294px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants