. De flora van Nederland. Plants. 48 OLEACEAE. — FAMILIE 85. zet zijn. Vaak ziet men de kronen der boomen met deze soort gallen als bezaaid. Aan den esch is de biadspil, waarvan de blaadjes uitgaan, aan de boven- zijde van een groef voorzien, die door ombuiging der randen tot een kanaal wordt, dat alleen open is daar, waar de blaadjes er uitkomen. Volgens sommigen dient dit kanaal om water op te nemen, dat van de blaadjes er in loopt. Dit blijft daar langen tijd en wordt door haren en schildvormige celgroepen er in opgezogen. Volgens anderen wonen hierin mijten en dienen •de haren, om deze te


. De flora van Nederland. Plants. 48 OLEACEAE. — FAMILIE 85. zet zijn. Vaak ziet men de kronen der boomen met deze soort gallen als bezaaid. Aan den esch is de biadspil, waarvan de blaadjes uitgaan, aan de boven- zijde van een groef voorzien, die door ombuiging der randen tot een kanaal wordt, dat alleen open is daar, waar de blaadjes er uitkomen. Volgens sommigen dient dit kanaal om water op te nemen, dat van de blaadjes er in loopt. Dit blijft daar langen tijd en wordt door haren en schildvormige celgroepen er in opgezogen. Volgens anderen wonen hierin mijten en dienen •de haren, om deze te beschutten. Tabel tot het determineeren der soorten van het geslacht Fraxinus. A. Kelk aanwezig. Kroonbladen 2 of 4, aan den voet paarsgewijze verbonden, lijnvormig- langwerpig F. Ornus blz. 49. B. Kelk en bloemkroon ontbrekend F. excelsior blz. 48. F. excelsior 1) L. Esch (fig. 53). Deze boom heeft een bruine schors, de takken zijn dik en stomp, meest ^rauw en glad, zelden geel (F. aurea) of roodachtig. De knoppen zijn zwart, fluweelachtig. De bladen zijn oneven gevind, tegenoverstaand. Blaadjes zijn er 9-13, zij zijn bijna zittend, langwerpig-lancetvormig, toegespitst, aan den voet versmald, klein gezaagd, van onderen aan den voet naast de middennerf behaard. De bloemen verschijnen vóór de bladen en staan in okselstandige, dicht opeengedrongen, slappe pluimen (fig. 53). Zij hebben geen kelk of bloemkroon. De helmknopjes zijn donkerrood. De vrucht is lijnvormig-langwerpig (fig. 53), aan den top gevleugeld, aan den voet meest afge- rond, aan den vleugeltop meest scheef uitgerand. K 18-36 M. April, Mei. Biologische bijzonderheden. De helmdraden zijn kort en dik en dragen met melig stuifmeel gevulde knopjes. Deze openen zich door overlangsche spleten. De randen dezer spleten schrompelen zeer snel ineen, zoodat iedere spleet tot een wijde nis wordt. De helmknopjes hebben zich kort voor het openspringen zoo gesteld, dat die nissen naar boven gericht zijn en dus in stille luch


Size: 1409px × 1773px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants