. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. â GRAMINAE. â 469 punten, aanzienlijk lan^fcr dan het onderste, dat vaak weinig ontwikkeld is. Schubbetjes eirond. Vrucht door de kroonkafjes ingesloten. Meest overbhjvende grassen met niet-bloeiende loten aan den voet, met een meest voor den bloei samengetrokken, tijdens dezen uitgespreide pluim met vele aartjes en 2-rijig geplaatste takken. Tabel tot het deterniineeren der soorten van het geslacht Agrostis. A. Bladen meest vlak, in de jeugd opgerold. Pluim bijna steeds min of meer pyramidaal, de takken, ook aan de samengetrokken pluim rechtop-afs


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. â GRAMINAE. â 469 punten, aanzienlijk lan^fcr dan het onderste, dat vaak weinig ontwikkeld is. Schubbetjes eirond. Vrucht door de kroonkafjes ingesloten. Meest overbhjvende grassen met niet-bloeiende loten aan den voet, met een meest voor den bloei samengetrokken, tijdens dezen uitgespreide pluim met vele aartjes en 2-rijig geplaatste takken. Tabel tot het deterniineeren der soorten van het geslacht Agrostis. A. Bladen meest vlak, in de jeugd opgerold. Pluim bijna steeds min of meer pyramidaal, de takken, ook aan de samengetrokken pluim rechtop-afstaand. Kelkkafjes bijna even lang. Bovenste kroonkafje duidelijk, doch kleiner dan het onderste. a. Tongetje verlengd (tot 6 mM lang), spits, meest in slipjes verdeeld. Pluim na den bloei samengetrokken. Kelkkafjes over de geheele kiel meest ruw. .4. aiba blz. 469. b. Tongetje zeer kort (tot 2 mM), afgeknot, vaak bijna ontbrekend. Pluim ook naden bloei uitgespreid. Kiel der kelkkafjes alleen in het bovenste derde deel fijn gezaagd. .4. vulgaris blz. 470. B. Bladen meest in de jeugd gevouwen. Pluim later samengetrokken, de takken vaak geheel aanliggend. Kelkkafjes bijna even lang of het bovenste langer, aan de kiel kort gewimperd. Onderste kroonkafje onder het midden op den rug met een knievormig gebogen, meest boven het aartje uitstekende naald. Bovenste kroonkafje ontbrekend of kort, niet langer dan ' ;; van het onderste. Tongetje langwerpig, tot meer dan 2 mM lang, iets getand. .4. canina blz. 471. A. aIba') L. (A. stolonifera-) Koch.). Fioringras (fig. 398). Deze plant is grasgroen en heeft een kort kruipenden, bundelsgewijs ver- takten wortelstok, die lange (soms meer dan 1 M lange), bovenaardsche, in de knoopen wor- telende en hier vaak dichte bundels van blad- loten dragende, uitloopers vormt. De stengel is rechtopstaand of geknikt opstijgend, meest 1-3 mM dik, glad of dicht onder de pluim iets ruw. De bladen zijn in de jeugd opgerold, zij hebben «en aanliggende, gla


Size: 1438px × 1737px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants